Dit is mijn vervolg op een fragment uit het boek 'Pijnstillers' van Carry Slee.
Veel leesplezier. Of eigenlijk niet...
Die avond kon Casper niet in slaap komen. Hij bleef maar denken aan zijn moeder en wat Anouk hem heeft verteld. 'Ik moet in contact komen met die dokter.' dacht Casper. Hij zette de tv aan om zichzelf af te leiden en viel na een uurtje in slaap.
De volgende dag ging Casper naar school. Daar praatte hij met Anouk.
'Hoe gaat het met je, Casper? Je maakt me erg ongerust.' zei Anouk tegen Casper als hij naast haar gaat zitten op een bankje. 'Hoe heet die dokter van je?' vroeg Casper zonder aandacht te besteden aan Anouks vraag. 'Arden, Arthur Arden.' zei Anouk zonder enige emotie. Casper stond op en liep richting de uitgang van de school. 'Waar ga je heen?' vroeg Anouk verbaast. 'Mijn enige hoop.' zei Casper zelfverzekerd terwijl hij de deur uit liep.
'Vertel me wat er precies met je moeder aan de hand is.' zei dokter Arden tegen Casper. Casper aarzelt. 'Ze heeft longkanker. Ongeneesbare longkanker.' Toen viel er een stilte. Dokter Arden krabbelde iets op een blaadje en leunde dan achterover in zijn stoel.
'Het spijt me, maar daar kan ik helaas niets aan doen.' zei dokter Arden ernstig...
Die avond ging Casper naar het ziekenhuis. Hij mocht zijn moeder eindelijk weer mee naar huis nemen. Hij stond voor de deur van de kamer waar zijn moeder lag. Of hoorde te liggen. Waar was ze? Voor een seconde dacht Casper dat ze...Dat ze DOOD was. Hij raakte licht in paniek. 'Hoi, schat.' en Casper kon eindelijk weer ademen. Hij draaide zich om en gaf zijn moeder een knuffel. 'Wow, blij me te zien?' lachte zijn moeder. 'Echt wel!' zei Casper opgelucht. 'Kom we gaan naar huis.'
'Weken, maanden gingen voorbij. Ik heb de leukste dingen gedaan met mijn moeder. Het was alsof ze helemaal niet ziek was.
Maar nu sta ik hier. HIER met tientallen onbekenden rond een houten doos. Waar zijn de pijnstillers?'